Het maken van herhaaldelijke bewegingen wordt ook wel stereotiep gedrag of zelfstimulerend gedrag genoemd. In het Engels wordt hiervoor de term stimming gebruikt. Stereotiep gedrag komt veel voor bij mensen met autisme en heeft belangrijke functies, bijvoorbeeld stress- of angstklachten verminderen en het voorkomen van over- of onderprikkeling. Voorbeelden van stereotiep gedrag zijn: ijsberen, nagelbijten, het ronddraaien van de haren of tikken de voeten of vingers.
In de praktijk roept het maken van herhaaldelijke bewegingen vaak een beeld op van mensen die heen en weer wiegen of fladderen met de armen. Wat veel mensen niet weten is dat het (ongezien) friemelen met een elastiekje ook een voorbeeld van stereotiep gedrag kan zijn. In dit bericht lees je veel meer wat stereotiep gedrag is en hoe het zich uit.
Oorzaken van stereotiep gedrag
De precieze reden van het uitvoeren van stereotiepe gedragingen is nog niet volledig helder. Sommige onderzoeken suggereren dat bij deze gedragingen bepaalde chemicaliën in de hersenen vrijkomen, genaamd endorfines, die een genotsreactie geven. Endorfines zijn verantwoordelijk voor de productie van dopamine die zorgen dat het genotsgevoel toeneemt. Andere theorieën suggereren dat stereotiep gedrag een gebrek aan gevoeligheid tegengaat doordat het sensorische systeem gestimuleerd wordt. Ook kan het zo zijn dat het maken van herhaaldelijke bewegingen een kalmerend effect heeft omdat de aandacht wordt afgeleid van de situatie waarin een persoon zich bevindt.
Zelfstimulerend gedrag kan mensen met autisme verlichten geven. Het gedrag kan variëren in intensiteit en de beweging die men maakt. Vaak treedt het op als gevolg van een emotie, zoals: opwinding, geluk, verveling, stress, angst en bezorgdheid. Ook kan het optreden wanneer iemand zich overweldigd voelt. Stereotiep gedrag komt bij mensen met autisme van alle leeftijden voor. De soort beweging die men maakt kan gedurende het leven wel veranderen. Vaak zie je bij kinderen het bekende stereotiepe gedrag, zoals het fladderen met de armen en het heen-en-weer wiegen van het lichaam. Bij volwassenen komen meer onopgemerkte gedragingen voor.
Zelfstimulerende gedragingen
Stereotiep gedrag kan zich uiten in diverse gedragingen en heeft invloed op de zintuigen. Zo kan iemand meer tot rust komen door stimulatie van geluid, aanrakingen en visuele, geur- en smaakprikkels.
1. Auditieve stimulatie
Auditieve stimulatie omvat de trillingen die via het oor binnenkomen en die in de hersenen vervolgens worden verwerkt tot elektrische activiteit. Hierdoor wordt geluid waargenomen. Voorbeelden van auditieve stimulatie zijn:
- geluiden die via de mond worden gemaakt, zoals neuriën, grommen of krijsen
- het tikken op voorwerpen of op de oren
- met de vingers knippen
- repetitieve spraak, zoals het herhalen van film- of songteksten of spreuken.
2. Tactiele stimulatie
Tactiele stimulatie is de informatie die we via de tastzintuigen waarnemen. Tastzintuigen zitten met name in de huid waardoor we kunnen voelen wanneer iets of iemand ons aanraakt en of dit een prettige beleving is of niet. Gedrag dat bij tactiele stimulatie voorkomt, is:
- het wrijven of krabben over de huid, eventueel met voorwerpen
- het maken van handbewegingen, zoals het ballen van de vuisten
- het langs elkaar bewegen van de vingertoppen.
3. Visuele stimulatie
Visuele stimulatie maakt gebruik van het gezichtsvermogen van een persoon. Prikkels die de ogen opvangen worden in de hersenen omgezet in beelden waardoor men kan zien. Gedrag wat bij visuele stimulatie kan horen is:
- staren naar objecten, zoals ventilatoren of lampen
- herhaaldelijk knipperen met de ogen of het aan- en uitzetten van lichten
- het bewegen van de vingers voor de ogen
- snelle bewegingen maken met de handen
- het verplaatsen van objecten en deze bijvoorbeeld in een bepaalde volgorde plaatsen.
4. Vestibulaire stimulatie
Vestibulaire stimulatie maakt gebruik van het evenwichtsgevoel van een persoon. Het evenwichtsorgaan informeert ons over de stand en bewegingen van het hoofd. Het gedrag dat bij deze vorm van stimulatie vertoond wordt, is:
- schommelen van voren naar achteren of van links naar rechts
- draaien
- springen
- ijsberen.
5. Geur- of smaakstimulatie
Bij geur- en smaakstimuleren wordt gebruik gemaakt van de reuk- en smaakzin van een persoon. Wanneer een vloeistof of een vaste stof onze tong raakt, sturen de smaakpapillen prikkels door naar het reuk- en smaakcentrum in onze hersenen. Die prikkels worden daar vervolgens omgezet in smaak. Niet alleen via de mond, maar ook via de neus komen prikkels door die de smaakbeleving beïnvloeden. Bij deze vorm van stimulatie kan je de volgende gedragingen tegenkomen:
- snuiven of ruiken van mensen of voorwerpen
- likken
- voorwerpen proeven door ze in de mond te stoppen.
Complicaties van stereotiep gedrag
Hoewel zelfstimulerend gedrag in de meeste gevallen niet gevaarlijk is, kan het voor sommige personen wel nadelige effecten hebben op fysiek, emotioneel of sociaal gebied. Het bonzen met de lichaamsdelen en dan met name het hoofd kunnen lichamelijke gevolgen hebben.
Voor de mensen die het zelfstimulerend gedrag bij mensen met autisme niet volledig begrijpen en de functie ervan weten, kan het gedrag verontrustend en beangstigend overkomen. Dit leidt er soms toe dat mensen met autisme sociaal geïsoleerd raken of beperkt worden in het doen en laten wat ze willen.
Stimulerend gedrag verminderen
Stereotiep gedrag wordt veelal door mensen met autisme vertoond om met emoties in het leven om te kunnen gaan. Er wordt verondersteld dat het gedrag een plezierig gevoel geeft en stress- en angstgevoelens kan wegnemen. Om de intensiteit en frequentie van het gedrag te verminderen, of om het gedrag helemaal te stoppen, raden experts aan het gedrag langzaam te vervangen door ander gedrag dat veiliger of acceptabeler is. Het vervangende gedrag dient hierbij ook dezelfde plezierige, stimulerende of kalmerende ervaring te geven aan de persoon.
Voorbeelden zijn van alternatief gedrag die gezonder zijn:
- de handen in de zakken plaatsen of zachtjes met de vingers tikken in plaats van met de hand te klappen
- kauwen of bijten op kauwgom in plaats van op voorwerpen
Er zijn verschillende manieren om stimulerend gedrag te beheersen of te verminderen. Deze methoden kunnen zijn:
Medicatiegebruik
Bepaalde medicijnen die bij mensen met autisme gebruikt worden, kunnen mogelijk het zelfstimulerend gedrag verminderen. Sommige van deze medicijnen hebben echter bijwerkingen. Mensen moeten de risico’s en de voordelen van medicatie goed overwegen al bespreken met hun arts. Op welke manier medicatie zelfstimulerend gedrag verminderd is op dit moment nog niet geheel duidelijk. Deskundigen denken dat de middelen voor opwinding zorgen of het verlangen naar het maken van bewegingen verminderen.
Omgevingsfactoren en praktijk
Als er een bekende trigger is die zelfstimulerend gedrag aanwakkert of verergert, is het nuttig om de situatie te vermijden of aan te passen zodat angst en stress verminderen. Als grote mensenmassa’s iemand bijvoorbeeld angstig maken waardoor stottergedrag toeneemt, kan het handig zijn om rustigere omgevingen op te zoeken.
Bij sommigen is het onmogelijk om helemaal te stoppen met zelfstimulerend gedrag. Als dit het geval is dan is een mogelijkheid om het gedrag te veranderen in gedrag dat meer geschikt is of minder opvalt. Als een kind bijvoorbeeld met zijn handen klappert als hij zich gestrest of angstig voelt, kan het een geschiktere optie zijn om hem aan te moedigen in een stressbal te knijpen. Het kan zelfs mogelijk zijn om de persoon aan te moedigen het repetitieve gedrag alleen uit te voeren wanneer iemand zich in een veilige omgeving bevindt, zoals thuis.