Ik ben een 42-jarige vrouw en kom op het eerste gezicht ‘normaal’ over. Hoewel velen van jullie waarschijnlijk al wel weten, uiten de symptomen van autisme bij vrouwen anders dan bij mannen. Zo ook bij mij. Ik werk in de wetenschap waarin mensen soms wat nerdachtig over kunnen komen en niet altijd wordt van je verlangt dat je sociale praatjes aangaat. Ik val hierdoor dus niet zo op in de menigte.
Een aantal jaar geleden heb ik een zoon gekregen bij wie autisme is vastgesteld. Sinds zijn diagnose zie ik kenmerken van zijn gedrag terug in die van mij. Ik veronderstel dat ik ook in het autismespectrumstoornis val, maar hoe dan ook: ik zal nooit gaan uitzoeken of ik wel of geen autisme heb. Ten eerste omdat ik denk dat het in mijn geval niet nodig is en ten tweede omdat ik denk dat de diagnose me mogelijk kan belemmeren in mijn werk. Maar ik ben er vrij zeker van dat ik autisme heb.
Ik zal niet ingaan op de bloederige details van mijn jeugd, behalve om te zeggen dat ik veelal werd gemeden door mijn leeftijdsgenoten. Dit was vooral het geval in de 4e tot en met 6e klas wat een zeer slechte timing is voor meisjes in de pubertijd. Ook op de middelbare school werd ik erg gepest. Door over te stappen van de lagere school naar de middelbare school dacht ik af te zijn van één van mijn grootste pestkoppen. Maar helaas ook op de middelbare school werd ik gepest, maar gelukkig wel iets minder. In die tijd genoot ik van de muzieklessen op school waar ook een aantal nerds aanwezig waren die een beetje op mij leken. Met enkelen van hen had ik contact en spraken we buitenschools met elkaar af. In mijn vrije tijd hield ik me vooral bezig met één van mijn grootste obsessies en interesses, namelijk paarden.
Naar de universiteit
De overgang van de middelbare school naar de universiteit was buitengewoon moeilijk voor mij. Het leven in een studentenhuis was een vreselijke ervaring. Niet omdat de mensen onaardig waren, maar ik kon het groepsleven niet tolereren. Zodra het mogelijk was verhuisde ik van de campus naar een eigen appartement. Hoewel ik op de universiteit niet gepest werd, maakte ik er ook geen vrienden. Ik had een aantal radicale en enigszins sociaal onaanvaardbare politieke opvattingen gemaakt waar mijn leeftijdsgenoten het meestal niet over eens waren. Ik heb dus geen enkele vriend uit mijn studententijd overgehouden en moet eerlijk bekennen dat die tijd eigenlijk een ware hel was.
Op de graduate school hoopte ik in mijn vak te promoveren, maar ik vertrok na twee jaar. Daar waren een aantal redenen voor waaronder dat mijn begeleider geen vaste aanstelling kreeg en de andere professoren niet stonden te popelen om met mij aan de slag te gaan. Mijn werk werd daar op de één of andere manier als ondermaats beschouwd ook al was ik geslaagd voor al mijn toetsen en examens. Ik weet nog steeds niet waarom ze geen fiducie in me hadden. Ik denk dat ik destijds gewoonweg niet begreep wat er van me werd verwacht. Ik heb ook problemen met auditieve verwerking en van de mensen die in de wetenschap opereren, wordt verwacht dat ze de stof allemaal snel opvatten. Mijn aandachtsspanne is minder lang dan die van andere mensen en ik heb moeite om te begrijpen wat mensen zeggen als ze een lezing geven over een onbekend onderwerp. Daarnaast heb ik problemen met het lezen van wetenschappelijke artikelen waarin jargon wordt gebruikt wat ik niet begrijp. Dit alles hielp niet bij het afstuderen.
Overgang naar werkgelegenheid
Uiteindelijk heb ik wel mijn master behaald en begon te werken in een laboratorium dat onderzoek deed naar kanker. Ik was voornamelijk in mijn eentje in het lab aan het werk en deed daar veel onderzoek. Tijdens mijn loopbaan heb ik mijn man ontmoet. We waren eerst een jaar bevriend waarna het serieus begon te worden. Ik had enkele eerdere relaties met mannen gehad die niet altijd goed zijn afgelopen waardoor ik op mijn hoede was en dat leek hij te accepteren. We zijn nu al 14 jaar gelukkig getrouwd en hebben twee kinderen.
Ik werk nog steeds in de wetenschap en weet nu dat ik een baan als hoogleraar nooit had aangekund. Ik vind het wel best. Ik denk dat ik een goede moeder ben voor mijn kinderen. Ze zijn slim en kennen heel veel feiten. Ze zijn allebei op dit moment gelukkig en hebben hun leven op de rit, inclusief mijn zoon die een lichte vorm heeft van autisme. Hij lijkt zoveel op mij dat het soms eng is. Ik denk wel dat hij een voordeel heeft met een moeder die zelf ook haar eigen weg heeft moeten vinden in een drukke en hectische wereld.
Sociaal leven
Ik heb regelmatig de behoefte om alleen te zijn en heb vreemde gewoontes die niemand ooit zou raden. ’s Nachts heb ik een nachtwaker nodig vanwege het vele tandenknarsen dat ik doe. Overdag -in het normale leven- zie ik eruit als een normaal persoon, maar ik kan niet zeggen dat ik een vrouwenvrouw ben. De meeste van mijn vrienden zijn mannen. Mijn vriendinnen zijn meestal wat eigenaardige types. Ze zijn niet de meest sociaal vriendelijke types of standaard moeders die in het weekend met een kop koffie langs de zijlijn van een voetbalveld staan. Daarnaast heb ik een best wel goede relatie met mijn man alhoewel er regelmatig communicatieproblemen zijn. Als mijn man er niet zou zijn geweest dan zou ik een zeer beperkt sociaal leven hebben. Hij is mijn steun en toeverlaat in het leven en houdt me op het juiste spoor.